Deze maand komt de vraag van Ingrid Honkoop
Hoe maak ik een goed trainingsschema? Waar moet ik rekening mee houden en wat is de juiste afwisseling tussen krachttraining, conditietraining en het soepel maken van mijn paard. Maar ook de afwisseling tussen trainen, vrije dag of buitenrit?
Hoe train je jouw paard? Wanneer train je zwaar en wat is een lichte training? Wanneer geef je je paard een vrije dag? Wat doet de training met het paardenlichaam? Het zijn ook allemaal onderwerpen die aan bod komen tijdens de theorieavonden van de Midwintersessies van Bewust Wedstrijd Rijden. Daarom is deze vraag voor mij goed te beantwoorden.
Toch is het heel belangrijk als je het over trainingsleer en trainingsschema’s hebt dat je eerst kijkt naar andere zaken.
Zo is enige kennis van de bouw van het paard, de mogelijkheden en onmogelijkheden al een belangrijk uitgangspunt. Een paard wat zwaar gebouwd is kun je absoluut trainen voor de renbaan maar de kans dat het paard een race zal winnen tegenover alle op snelheid gebouwde paarden is ernstig klein.
Ook is het belangrijk dat je weet hoe het paardenlichaam globaal werkt. Ik heb het dan met name over het ademhalingsstelsel, bloed, bloedvatenstelsel en het hart en de werking van spieren en pezen. Wanneer je aan de slag gaat met bepaalde trainingen werk je namelijk toe naar een optimale belasting van het lichaam en wanneer je niet weet wanneer een paard over zijn adem gaat en wat een vlugge ademhaling doet met hart en longen, kun je nooit je training volledig op je paard aanpassen. Natuurlijk speelt daar ook een stukje ervaring in mee. Hoe meer verschillende paarden je bewust getraind hebt, hoe makkelijker je om kunt gaan met de manier en wijze waarop jouw paard aanpakt in de training.
Als derde is het van belang dat je weet op welke manier een paard leert (trainingsprincipes). Je kunt wel een bepaalde wijze van training inlassen, maar als jouw paard je niet begrijpt of als er sprake is van onvoldoende kracht bij het paard, zal je training weinig tot niets goeds voortbrengen.
Tot slot zijn er een aantal management beslissingen die je voor jezelf moet bepalen. Trainen bestaat namelijk niet alleen uit rijden of longeren, maar bestaat ook uit een gedeelte actieve rust. En daar heb je weer ruimte voor nodig zoals paddock, weide, uitloop of stapmolen. En hoe fit ben je zelf?
In het kort een aantal weetjes die van belang zijn bij de training van een paard:
Een aantal tips die je moet weten als je je paard gaat trainen:
Trainingsleer:
Het is daarnaast belangrijk om te weten wat de training doet met het lichaam van het paard. Met elke trainingssessie is het de bedoeling dat de training in het teken staat van een verstandige opbouw van training waarbij je werkt aan de veranderingen van het lichaam. Je wilt het prestatieniveau verbeteren en daarnaast het uithoudingsvermogen, de kracht vergroten en de snelheid op de hulpen en in de reacties steeds beter voor elkaar krijgen.
Door te trainen met je paard verstoor je het biologische evenwicht van het lichaam. Met elke training zorg je ervoor dat er minuscule kleine scheurtjes komen in de spieren. De hersteltijd is dus ook erg belangrijk. Het paard heeft rust nodig zodat het lichaam kan aansterken en de scheurtjes kunnen helen. Het is niet alleen rust zoals wij mensen rust kennen. Het is juist actieve rust die een lichaam beter laat herstellen. Een paard is vanuit de oorsprong ingesteld op minimaal 16 uur bewegen per dag. Voor ons (en zeker in de randstad) een onhaalbare taak maar je kunt er wel zoveel mogelijk aan doen om het paard actieve rust te geven. Actieve rust is beweging zonder aansturing zoals weidegang en paddock. Het paard staat dan niet stil maar is toch in beweging wat het herstel van de spieren bevorderd.
Wanneer je te vroeg met het paard weer aan de arbeid gaat, dus voordat het paard volledig hersteld is, kun je juist meer schade toebrengen. Wanneer je op het juiste moment leert te trainen zal je paard steeds beter worden.
Dit noemen we supercompensatie. Wanneer de trainingsprikkels op de juiste wijze worden toegediend, zal het lichaam over een langere periode zich steeds beter aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. Om het lichaam te blijven prikkelen zullen de trainingsimpulsen met de tijd dan ook opgevoerd moeten worden. In het geval van duurtraining (uithoudingsvermogen) zal de glycogeenvoorraad dermate stijgen, dat het lichaam langer in staat zal zijn om duurinspanning vol te houden. In het geval van de krachttraining zullen de spieren steeds beter voorbereid zijn op zware arbeid, en deze zullen dan ook steeds sterker worden.
Er zijn 4 fasen in het belasting-herstel-supercompensatie-principe:
Fase 1: Het trainingsniveau waarop het paard zich bevindt voordat hij aan een training begint.
Fase 2: De hoeveelheid energie die verbruikt wordt in deze training en de belasting.
Fase 3: Na de training zal er herstel optreden. Dit herstel is afhankelijk van de soort training (van enkele uren tot dagen).
Fase 4: Het lichaam gaat zich zodanig aanpassen waardoor het paard op een hoger niveau uitkomt.
Het fenomeen van supercompensatie laat zien dat trainingsarbeid en herstel totaal op elkaar afgestemd moeten worden. Als het herstel te lang duurt, dan zullen de gemaakte verbeteringen weer verdwijnen.
Is het herstel te kort, dan heeft het lichaam te weinig tijd om het benodigde herstel plaats te laten vinden en ontstaat overtraining.
Tijdens de training zijn twee zaken ontzettend belangrijk. De eerste is natuurlijk de warming up. Dat is rustige en ontspannen arbeid waarbij de lichaamstemperatuur stijgt, het circulatiesysteem in het paard op gang komt en je de reactiesnelheid en het bewegingsgevoel activeert. Je maakt de banden, spieren en pezen soepeler en elastischer en je bent aan het werk aan de basis om straks op door te werken.
De tweede is uiteraard de Cooling down. De cooling down is de beste voorbereiding op een nieuwe training en komt in grote lijnen overeen met de warming up. Na de cooling down is het belangrijk dat je het paard voldoende uitstapt en vervolgens afsponst of droog wrijft. Na een zware training is het belangrijk dat je langer uitstapt dan bij een minder intensieve training.
Om tot slot aan de gang te gaan met een trainingsschema is het belangrijk dat je doelen stelt voor jezelf. Zonder doelen krijg je nooit een correct trainingsschema. Je begint met het stellen van een einddoel. Waar wil je over een X periode staan met je paard. Om daar te komen heb je tussendoelen nodig. Die stappen zijn nodig om te verkleinen naar trainingsdoelen en die stappen heb je nodig om tot je einddoel te komen.
Die tussendoelen vertaal je naar kleine stappen die nodig zijn in de training. Op basis daarvan maak je dan een trainingsschema.
Voorbeeld: Ik wil de zomer 2019 Z2 proeven kunnen rijden. Ik heb daarvoor een periode van 6 maanden voor uitgetrokken. In die 6 maanden moet ik niet alleen de Z oefeningen aanleren maar moet ik me bewust zijn wat ik bij mijn paard moet verbeteren om die oefeningen te kunnen rijden. Dus niet het aanleren van de Z kunstjes, maar heel bewust bezig zijn welke spiergroepen voor die oefeningen sterk en krachtig genoeg gemaakt moeten worden. Wanneer dat voor elkaar is zijn de oefeningen doelmatig om te rijden in plaats van dat het rijden van de oefeningen de boventoon voert (kunstjes aanleren)
Ik moet dus de conditie en bespiering beoordelen in combinatie met mijn einddoel en de tussendoelen. Vanuit daar heb ik een aantal positieve punten en een aantal ontwikkelpunten. De positieve punten moet ik dus positief houden en neem ik mee in mijn dagelijkse training. De ontwikkelpunten benoem ik in mijn trainingsschema en werk ik drie keer per week aan om ze te verbeteren.
Powered by the Nexus Framework | Login
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.